woensdag 4 december 2013

Beeldende vorming les 6 en 8: kindertekeningen geanalyseerd + beeldbeschouwingsvragen a.d.h.v. Parson

Kindertekeningen

Als docent is het belangrijk dat je bepaalde stadia die kinderen doorgaan bij het maken van tekeningen, kunt herkennen. Het zegt iets over de ontwikkeling van de motoriek en het denk/ voorstellingsvermogen. Van het krassen, naar koppoters, van vrij tekenen naar de wens om iets zo realistisch mogelijk te maken.
Aan de hand van drie tekeningen laat ik je hier graag iets over zien.
Om duistere redenen worden deze tekeningen verkeerd getoond, het lukte mij niet om ze te keren, dus draai nu je beeldscherm om.

1.


2.


3.

1. Het kind dat dit heeft getekend zit in de krabbelfase (1-4 jaar). Wat kan het al? Het kan zitten en een potlood vasthouden. het beheerst de motoriek in de loop van de tijd steeds beter. Het kind ziet dat het spoor een lijn is. Het kind gaat rondjes maken met het potlood (gesloten cirkelvorm). Op deze tekening is nog veel gekrabbel, maar je ziet dat er ook al een gezichtje gemaakt is. Dat is het begin van de overgang naar de volgende fase (gecodeerde werkelijkheid).

2. Die gecodeerde werkelijkheid zien we op tekening 2. Het kind tekent spontaan en is creatief. Het is nog niet de werkelijkheid, maar het kind heeft goed nagedacht over wat hij wil maken. De plaatsing is wanordelijk (de poppetjes staan niet op de grond). Er is zelfs al een (blijde) gezichtsuitdrukking te zien. Ik zie een poppetje met gele en blauwe kleding en een rode cape, dat is sneeuwwitje. Het kind kan dus heel goed zien wat de kenmerken van Sneeuwwitje zijn, die haar zo herkenbaar maken. Knap hoor.

3. Op tekening 3 zie je dat de kunstenaar al zo realistisch mogelijk drie meisjes heeft proberen te tekenen. Er is veel aandacht besteed aan de overgang van wenkbrauwen naar neus. Alle drie de meisjes hebben ook echt een eigen gezicht. De lieflijke hartjes en versierseltjes zien we ook veel bij meisjes in de bovenbouw. Er is sprake van een centraalcompositie: de meisjes (het hoofdonderwerp) staan keurig in het midden.

Beeld met beeldbeschouwingsvragen ingedeeld naar de stadia van Parson


Disney & Dali, door S. Dali (1946), kijk ook op dugpasandtheirrole.wordpress.com)



• Stadium 1: de associatie (favoritisme)

Verwachte antwoorden
Welke kleuren zie je?
Geel zwart rood blauw
Op wie lijkt de figuur die het meest links staat?

Mickey Mouse
Herken je deze manier van schilderen?
Ik heb dit weleens gezien in een boek


Stadium 2: de voorstelling  (mimetisme)

Benoem vijf dingen die je ziet op het schilderij.
Twee meneren, een kasteel, twee standbeelden, een tong, donkere lucht, een schilder, een klok
Aan wat je zien waar het schilderij zich afspeelt?

Het lijkt wel een beetje op een andere planeet. Of een woestijn. Maar ik zie ook een soort gel-achtig water. Het lijkt wel een fantasieplaneet.
Is het realistisch geschilderd?
Aan de ene kant wel want de mensen lijken heel echt maar aan de andere kant kloppen er ook heel veel dingen niet. Het lijkt een beetje een droomwereld.
Wat voor gezichtsuitdrukking heeft het kasteel aan de linkerkant en waarom?
Het kijkt alsof het wil zeggen: Blegh!
Welke kenmerken van mensen zie je?

Het kasteel lijkt op een mens, op de voorgrond staat nog iets met een gezichtje, de meneer rechts heeft een soort slang aan zijn hoofd dat lijkt op ingewanden van mensen.

• Stadium 3: de expressie (realisme)

Hoe denk je dat de schilder zich voelde toen hij dit schilderij maakte?
Ik denk dat hij een beetje stoned was. Hij heeft heel veel fantasie. Ik denk dat hij zin had om iedereen een beetje bang te maken met griezelige figuren.
Welke gevoelens roept dit schilderij op bij jou?
Ik vind het kasteel eng. De sfeer is spannend.  Ik zie Mickey Mouse maar het is niet zoals ik Mickey Mouse ken.
Wat straalt de lichaamstaal / blik in elkaars ogen op het schilderij uit?

Ze kijken vragend aan.

Stadium 4: de formele aspecten (formalisme)


Heeft het kleurgebruik invloed op wat je voelt als je naar het schilderij kijkt?
Ja de grauwe kleuren op de achtergrond maken het wat geheimzinnig, griezelig.
Wat valt je het meest op en waarom: de kleuren, het gebruik van licht, de vorm of de compositie?
De compositie, met die twee hoofden die zo veel groter zijn dan de rest.
Welk deel van het werk wil de schilder accentueren en waarom?
De twee meneren zijn het belangrijkste want zij zijn veel groter en vallen het eerst op.

Stadium 5: het esthetisch filosoferen (interpretatieve)


Wat  vind je van dit schilderij?
Ik vind het leuk want ik hou van Mickey Mouse. Alles lijkt een beetje op strips.  De gezichten zijn heel knap gemaakt.
Of: ik vind het stom want ik snap niet wat hier nou mooi aan is, waarom heeft hij dit nou gemaakt.
Kun je een argument noemen waarom iemand dit schilderij mooi zou vinden?
Als je houdt van schilderijen met heel veel fantasiedingen er in.
Kun je een argument noemen waarom iemand dit schilderij lelijk zou vinden?
Omdat het allemaal nergens op slaat.
Hoe is het schilderij gemaakt?
Het is eerst met potlood getekend en daarna geverfd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten